754 14 MEI 1981 wat de wijze van beantwoording als wat de inhoud betreft -- correct is. Ik neem notitie van een op dit ogenblik gestelde aanvullende vraag, die men overigens naar ik begrijp in vraag 3 tot uitdruk king heeft willen brengen. Vraag 4: "Is de zgn. "Methode Valken" nu in Breda wel of niet toegepast op 30 april? Zo ja, waarom? Zo neen, wat is dan het verschil tussen deze methode en de handelswijze van de Bredase po litie op 30 april j.l.?" Over de methode-Valken, voor zover die be staat, bestaan blijkbaar misverstanden. De heer Valken heeft naar mijn informatie eens te kennen gegeven dat hij het gewenst acht dat in de Algeme ne Politieverordening van Amsterdam dan uiter aard -- een bepaling wordt opgenomen op grond waarvan personen die kennelijk op weg zijn om de orde te verstoren kunnen worden aangehouden. Een dergelijk artikel staat niet dat zal u bekend zijn in de Bredase Politieverordening. De Bre dase politie heeft mensen aangehouden die verdacht werden van strafbare feiten, zoals die zijn om schreven in wetten en verordeningen. Vraag 5: "Waarom is van tevoren geen overleg gepleegd met de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie over de uitgangspunten en de konklusie van het driehoeksoverleg?" Deze vraag verbaast mij enigermate. Wij heb ben met ons allen ik meen dat, ook onder ver wijzing naar de politienota, te kunnen zeggen dat de openbare orde met de handhaving daarvan een lokale zaak moet zijn. Ik was en ik ben van mening dat dat ook op 30 april gold. Ik heb er geen enke le behoefte aan gevoeld overleg te plegen met de heer minister van binnenlandse zaken, Ik meende dat ik mijn eigen zaken kon doen. Mijn verantwoor delijkheid voor de beleidsuitgangspunten en de wijze waarop de politie daaraan gestalte heeft ge geven, meen ik ten volle te kunnen dragen. Of de officier van justitie contact met het departement van justitie heeft gehad, staat buiten mijn

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 754