770 14 MEI 1981 dat het democratisch recht van de vrijheid van me ningsuiting daarbovenuit steekt. Wij denken in de ze zaak positief over de politie, die gehandeld heeft in onderworpenheid aan het bevoegd gezag en die uitdrukkelijk opdrachten heeft uitgevoerd. Van de gevolgen daarvan nemen wij afstand. Positief denken wij erover dat de politie nadat de gebeur tenissen hadden plaatsgevonden, daarover zelf in discussie is gegaan en er nu ook nog steeds mee bezig is. Negatief denkt de Pv.d.A.-fractie over het feit dat zo gemakkelijk u, mijnheer de voorzit ter, hebt dat vanavond ook gedaan wordt gerede neerd dat het doel de middelen heiligt. Wij vinden dat men een verkeerde weg inslaat als men daarover zo gemakkelijk denkt. Deze opvatting komt in de discussie in het land, ook in ingezonden brieven, bovendrijven. Men spreekt in de pers en ook elders in de discussie over een hellend vlak. Negatief denken wij over de manier waarop in algemene zin de orde op 30 april is gehandhaafd. Ronduit ge vaarlijk vinden wij het dat de commissaris van po litie, de burgemeester en de hoofdofficier van justitie blijkbaar met opzet -- zo hebben wij het vanavond aangevoeld -- de grenzen van onze rechts orde hebben getart, overschreden of verlegd. Het schijnt wij moeten wat dat betreft afgaan op de informatie waarover we beschikken -- dat wille keurig tot arrestatie is overgegaan terwijl er on voldoende bewijzen waren. Gevaarlijk vinden wij het dat dit politiebeleid door de verantwoordelij ke wordt ondersteund. Ik ben het met de heer Gar- ritsen eens dat de controle van onze kant op zo'n riskant beleid waarbij geen duidelijke grenzen zijn aangegeven, uiterst moeilijk of onmogelijk wordt. Bijna in alle gevallen staat het "ja" van de politie en de burgemeester tegenover het "nee" van de mensen die ermee te maken hebben. Daar kun je heel moeilijk mee leven. Vervolgens enkele concrete opmerkingen naar aanleiding van hetgeen u, mijnheer de voorzitter,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 770