776
14 MEI 1981
van het politie-optreden op 30 april j.l.
af te keuren;
6. een gedegen open onderzoek (justitieel en
politiek) uit te doen voeren naar het to
taal van de gebeurtenissen op 30 april
j.l.;
7. een definitief standpunt ten aanzien van
het beleid van de burgemeester eerst in te
nemen, nadat de resultaten van het onder
punt 6 bedoelde onderzoek aan de raad zijn
aangeboden.
De VOORZITTER: De motie die door de heer Crul
is ingediend kan worden verspreid. Met betrekking
tot de motie van de heer Garritsen zo mag ik het
door hem ingediende toch wel noemen-- doet zich
een eigenaardigheid voor. Zijn motie is namelijk
ondertekend door de heren Oomen en Crul, door me
vrouw Muntjewerff en door de heer Paquaijmaar
niet door de heer Garritsen, terwijl het mijns in
ziens toch wel zijn bedoeling zal zijn dat de mo
tie ook door hem zelf wordt ondertekend.
De heer GARRITSEN: Dat is zeker mijn bedoe
ling. Mijn naam staat ook onder de motie, maar in
derdaad niet mijn handtekening.
De VOORZITTER: Ik verzoek u dan nog even uw
handtekening te plaatsen.
De heer EISSENS: Om misverstanden te voorko
men wil ik stellen dat het C.D.A. geen behoefte
had aan een interpellatie over deze kwestie. Als
wij interpellaties over deze zaak, met name inter
pellaties van de P.S.P., zouden ondersteunen, zou
den wij ons zelf geweld aandoen. Op deze wijze
krijgt namelijk het gehele feestelijke gebeuren
rond het bezoek van de Koningin een onaangenaam
bij-effect, wat wij ons zelf niet willen gunnen