792 14 MEI 1981 De heer TAKS: De Bredase politie heeft op 30 april een doeltreffend beleid gevoerd door allen die zich schuldig maakten aan enig strafbaar feit onmiddellijk aan te houden. Daarmee werd de harde kern van de ordeverstoorders uitgeschakeld en kon de geweldspiraal worden vermeden. Dit preventieve optreden is uiterst doeltreffend gebleken. Door deze taktiek kon het gebruik van geweld tot een minimum worden beperkt en kon de inschakeling van de mobiele eenheid zelfs geheel achterwege blijven. De beantwoording van de interpellatievragen geeft ons geen enkele aanleiding om ons aanvanke lijke oordeel dat het politie-optreden correct was te herzien. Het op 30 april ter handhaving van de openbare orde gevoerde beleid heeft dan ook de on voorwaardelijke instemming van de V.V.D.-fractie. Dit lijkt ons niet het juiste moment om in te gaan op de bewering van een aantal arrestanten dat zij ten onrechte zouden zijn aangehouden. U hebt al gezegd dat dat in zes gevallen vermoede lijk het geval is geweest, u hebt het erkend en uw medeleven betuigd aan de betrokkenen. Wij hebben dat gebaar bijzonder op prijs gesteld. Momenteel is niet bekend of de officier van justitie tot vervolging zal overgaan in diverse gevallen. Bovendien heeft een aantal arrestanten, buiten die zes, klachten ingediend bij de officier van justitie, bij de korpschef en bij de burgemees ter en zal het resultaat van het in te stellen on derzoek moeten worden afgewacht. Indien blijkt dat ook in andere gevallen het gelijk aan de zijde van de klagers is, behoeft dat toch geen enkele af breuk te doen aan onze waardering voor het poli tie-optreden als zodanig. De strekking van het op treden was immers niet om personen preventief aan te houden, nog vóórdat zij zich schuldig hadden gemaakt aan enig strafbaar feit, maar personen die strafbare handelingen verrichten en van wie mocht worden verwacht dat zij het daarbij niet zouden laten aan te houden. Dat in de spanning van het moment eventueel iemand ten onrechte is aangehouden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 792