808
14 MEI 1981
toon aanslaat, terwijl de V.V.D. alleen maar juicht.
De heer EISSENS: Ik geloof niet dat het mijn
taak is om te verklaren wat de V.V.D. bedoelt. Ik
verklaar wat in ónze motie staat; daar staan wij
achter. Mogelijk zijn er tussen de V.V.D. en het
C.D.A. wat accentverschillen, waarbij de V.V.D.
wat meer de juridische kant op gaat en wij deze
zaak meer algemeen breed maatschappelijk willen
zien.
De heer CRUL: Ligt de oorzaak niet bij de kri
tische benadering van de kant van het C.D.A. van
de hele zaak?
De heer TEN WOLDE: De V.V.D. benadert de mo
tie van het C.D.A. heel kritisch.
De heer CRUL: Ik stelde mijn vraag aan de
heer Eissens.
De heer EISSENS: U kunt moeilijk van mij ver
wachten dat ik zal zeggen dat wij in dezen niet
kritisch zijn. Natuurlijk is er vanuit onze optiek
sprake van een kritische benadering.
De VOORZITTER: Ik verzoek de heer Garritsen
thans zijn betoog te vervolgen.
De heer GARRITSEN: Gelet op datgene wat het
C.D.A. in eerste termijn heeft aangedragen vind ik
het jammer dat er vooraf niet is gepraat. Ik heb
van te voren al iets gezegd over het feest van
Beatrix in Breda, en dan niet zozeer in verband
met het politie-optreden. Ik vind dat een gekozen
orgaan als de gemeenteraad diende te beslissen óf
dat feest hier moest worden gevierd en hóe het
moest worden gevierd.
De heer EISSENS: Het was niet het feest van
Beatrix, het was het feest van Breda, waar de