14 MEI 1981 817 interpellatieverzoeken heb ik al in twijfel ge trokken of met name de heer Garritsen van het in- terpellatierecht een redelijk gebruik zou maken. Bij voorbaat stond al vast dat het beleid zou moe ten worden veroordeeld, wat ook van de zijde van de burgemeester zou worden aangevoerd. Wij moeten nu constateren dat de heer Garritsen, overigens in het algemeen in correcte bewoordingen, op de van hem bekende wijze over het politiebeleid heeft ge sproken. De schijn wekkend van bezorgdheid om het democratisch functioneren van de politie, heeft hij deze gelegenheid weer eens aangegrepen voor een frontale aanval op de Bredase politie, de corpsleiding en het bevoegd gezag. Uit zijn betoog is duidelijk geworden --daarmee doe ik hem zeker niet tekort-- dat hij zich laat leiden door een diep geworteld wantrouwen jegens de politie. De P.S.P. wenst daarover laat zij geen enkele twij fel bestaan en ook de heer Garritsen heeft dat vaak genoeg gezegd-- de omverwerping van de huidige Ne derlandse maatschappijDe politie is volgens de opvattingen van de P.S.P. een instrument tot in standhouding van een door haar verfoeide rechtsor de en dient daarom te worden bestreden. De heer GARRITSEN: Het lijkt mij toch wel een beetje zinnig dat de heer Taks bijvoorbeeld eens leest wat in het PSP-verkiezingsprogramma staat over het politiebeleid. Wij zijn van mening dat de politie er is om de zwakken in de maatschappij te beschermen; daarvoor moet zij kiezen. Zij mag de vrijheden van mensen, die nu al zijn geschonden, niet beperken; daar gaat het om. Het is niet zo dat wij tegen de politie zijn De heer VAN DONGEN: Dan heeft de politie in Breda héél goed gehandeld, want zij heeft met name de zwakken beschermd. De heer GARRITSEN: Daarom heeft de politie zeker een zwakzinnig jongetje opgebracht!

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 817