818
14 MEI 1981
De VOORZITTER: Ik neem aan dat de heer Garrit-
sen nu is uitgesproken en dat de heer Taks zijn
betoog in tweede termijn kan vervolgen.
De heer TAKS: Ik meen dat ik de heer Garrit-
sen het volle pond heb gegeven; ik heb hem zeker
niet tekort gedaan. In ieder geval is er van
P.S.P.-zijde in het debat niet veel nieuws te be
luisteren geweest.
De houding die de P.v.d.A.-fractie aan de dag
heeft gelegd was minder gemakkelijk voorspelbaar.
Aanvankelijk verkeerden wij in de veronderstelling
dat de Pv.dA-fractie als gevolg van de vele on
duidelijkheden en tegenstrijdigheden in de bericht
geving in de dagen na 30 april alleen maar behoef
te had aan informatie om te kunnen worden overtuigd
van de onvermijdelijkheid en de juistheid van het
gevoerde beleid. Het heeft ons wél verbaasd dat na
de uitvoerige en gedetailleerde beantwoording van
de schriftelijke vragen bij de P.v.d.A.-fractie
toch nog behoefte bleek te bestaan aan een inter
pellatie. In dit interpellatiedebat is nog eens
onomstotelijk vastgesteld dat de inhoud van het
politiebeleid in overeenstemming was met de gelden
de rechtsregels. Toch blijft de Pv.dA.-fractie
volhouden dat de feiten zich anders hebben voorge
daan dan uit de verantwoording van de burgemeester
naar voren komt. Deze opstelling komt erop neer
dat de burgemeester niet de waarheid zou hebben
gesproken. De door de P.v.d.A.-fractie ingediende
motie is dan ook qua strekking een motie van af
keuring, zij het dan voorwaardelijke afkeuring.
Het indienen van een motie van afkeuring komt in
de gemeenteraad niet zo vaak voor. Als zij was ge
richt tegen een wethouder was het een motie van
wantrouwen geweest. De houding van de P.v.d.A.-
fractie komt dan misschien niet voort uit eenzelfde
structureel wantrouwen als die van de P.S.P.maar
naar ons gevoel is er wél sprake van een duidelij
ke onwil om zich te laten overtuigen. De P.v.d.A.
lijkt op krampachtige wijze te zoeken naar een