832 19 MEI 1981 bleek dat weer wat minder het geval te zijn, zo dat ik vermoed dat er iets is gebeurd dat het ver melden waard is. De heer TEN WOLDE: Ik heb, nadat ik dit stuk had ontvangen, de discussie die in januari is ge voerd nog eens nagelezen. Het kernpunt in die dis cussie was dat de raad een motie aannam waarin hij uitsprak dat sluiting van de Enka onaanvaardbaar was. Ik meen te kunnen stellen dat een raad geen fundamenteler uitspraak kan doen. Uit die uit spraak sprak ook de primaire zorg die de raad heeft ten aanzien van het sociaal-economisch be leid in onze stad, Wij hebben destijds echter de kanttekening geplaatst dat wij wel het "onaan vaardbaar" kunnen uitspreken, maar dat wij ons te vens goed moeten realiseren welke middelen ons ter beschikking staan om daartegen iets te doen. Ik meen dat de gehele gemeenteraad zich duidelijk heeft gerealiseerd ik was ook erg blij om dat er met betrekking tot het Enka-gebeuren een una niem standpunt kon worden ingenomen dat wij over relatief weinig middelen beschikken om iets tegen een sluiting te kunnen doenlaat staan in direct financieel opzicht.Naar buiten toe mag niet de indruk ontstaan r- de heer Hendriksen heeft voor wat dat punt betreft een suggestie gewekt, die door de heer Van Duijl is bekritiseerd dat wij als gemeente Breda op korte termijn behoorlijk wat middelen beschikbaar zouden kunnen stellen om in financiële zin enig soelaas te bieden. Als er in die zin al iets mogelijk mocht zijn, zullen wij eerder als Klein Duimpje kunnen optreden en voor niet meer kunnen zorgen dan voor een druppel op de gloeiende plaat. Als wij duidelijkheid naar de burgerij toe willen verschaffen, moeten wij zeker niet de suggestie wekken dat wij in financieel op zicht werkelijk mogelijkheden hebben, want die hebben wij eenvoudig niet. Ik vind ook niet dat het op de weg van een gemeente ligt om middelen in de richting van een bedrijf beschikbaar te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 832