838
19 MEI 1981
Vervolgens zouden we naar de ondernemingskamer
kunnen gaan. Daarnaast loopt er nog een lijn van
de F.N.V.die de heer Hendriksen ook al heeft
aangeduid. De F.N.V. heeft een juridisch geding
aangegaan met betrekking tot het doorbreken van
een overeenkomst. De minister is ertoe bereid
over deze situatie te overleggen, nadat de norma
le procedures van overleg met de sociale partners
zijn afgerond. Tot een afronding is nu nog niet
gekomen, maar ik kan het er zeer wel mee eens zijn
dat er dan een specifieke taak voor het gemeente
bestuur is weggelegd.
Ik moet u zeggen dat de situatie op dit mo
ment niet prettig is. Uit alle verslagen van het
overleg tussen de vakbonden en de raad van be
stuur en tussen de centrale ondernemingsraad en
de raad van bestuur kan ik geen ander beeld te
voorschijn toveren dan dat er waarlijk sprake is
van een crisis. In de verslagen wordt daarvan re
gelmatig gesproken en ik vind dat de raad van be
stuur ook een houding aanneemt die daartoe alle
aanleiding geeft. De centrale ondernemingsraad
heeft het vertrouwen opgezegd in een lid van de
raad van bestuur, wat ik toch wel een crisis
achtig verschijnsel moet noemen. De vakbonden rap
porteren dat zij nauwelijks gehoor vinden voor
hun argumenten, laat staan dat er op basis van die
argumenten valt te discussiëren. Gelet op deze
verschijnselen meen ik te moeten zeggen dat er
geen sprake is van een vruchtbare bodem voor over
leg.
De heer Hendriksen merkte op dat hier het
zwaartepunt zou behoren te liggen voor wat betreft
de regionale sociaal-economische ontwikkelingen.
Ik ben dat wel met hem eens, al moeten wij wel be
denken dat het regionaal sociaal-economisch be
leid natuurlijk niet uitsluitend Breda betreft.
Zeker als het gaat om de continuïteit van de Enka
is dat geen zaak die hier lokaal wordt uitgemaakt.
Wij kunnen daarop wel invloed uitoefenen en wij
zullen dat ook doen, maar als wij stellen dat hier