19 MEI 1981 839 het zwaartepunt dient te liggen, wil dat niet zeg gen dat wij ook de beslissingsbevoegdheid hebben. Verder heeft de heer Hendriksen gezegd dat de gedane toezegging moet worden nagekomen en ook ik ben van mening dat dat zeer belangrijk is, ze ker moreel, in de richting van de medewerkers van Enka-Breda en in de richting van anderenwaaron der het gemeentebestuuraangezien wij een soort gelijk schrijven hebben ontvangen. Gelet op met name ook het eindadvies van de centrale onderne mingsraad ook daarin speelt de toezegging van maart 1980 een rol meen ik dat we behoorlijk aan de bel mogen hangen. De heer Hendriksen heeft voorts gevraagd of wij het standpunt van de centrale ondernemingsraad onderschrijven. Ik kan hem zeggen dat ik minstens een heleboel vraagtekens plaats bij allerlei over wegingen welke de raad van bestuur indertijd heeft afgekondigd. De berekeningen zoals de centrale ondernemingsraad die heeft opgezet kan ik natuur lijk niet nalopen en ik moet er dan ook maar ver trouwen in hebben dat die goed zijn; ik heb daar geen verstand van en dat geldt ook voor mijn ad viseurs. Wel tref ik in dat advies ik meen daarvan ook te mogen uitgaan tal van elementen aan welke destijds geen aandacht hebben gekregen in de argumentatie van de raad van bestuur, waar bij totaal andere getallen werden gehanteerd. Zo zou bijvoorbeeld de sluiting van Enka-Breda niet 10 miljoen kosten, maar 4,5 miljoen. Ook dat laatste bedrag is nog groot, maar thans blijkt ik heb dat nooit geweten, want dat is in de infor maties nooit naar voren gekomen dat een niet onaanzienlijke investering in dat verband in het buitenland zou moeten plaatsvinden. Dit soort din gen plaatsen de overwegingen natuurlijk in een ander kader, in een ander daglicht, en daarom kan ik het eindoordeel van de centrale ondernemings raad, inhoudend dat de verdere ontwikkeling niet op de naar voren gebrachte motieven mag plaats vinden, volledig onderschrijven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 839