846
19 MEI 1981
gaat worden.
Vervolgens doet zich de vraag voor in hoe
verre Breda over mogelijkheden beschikt om in fi
nanciële zin op de situatie in te spelen. Dit zijn
vraagstukken die nog nader de aandacht zullen moe
ten krijgen. In elk geval zijn wij er als Partij
van de Arbeid blij om dat die vraagstukken niet
meer uit de weg worden gegaan. Met name dat is de
plezierige rode draad die in het betoog van de kant
van het college is te vinden. Wij vinden het ook
een goede zaak dat vanavond kan worden onderstreept
dat tot op heden de hele Enka-affaire door het col
lege inderdaad kritisch is gevolgd; wij willen dat
zonder meer stellen.
Wij willen er nog op wijzen dat op 25 mei op
nieuw overleg wordt gevoerd door de raad van be
stuur en dat op die datum de raad van bestuur uit
eindelijk de beslissing gaat nemen over de voor
stellen die er liggen. De ondernemingsraden en de
vakbonden zullen daarna worden ingelicht. Mijns
inziens is het van eminent belang dat ook de raad
en de bevolking van Breda zo snel mogelijk op de
hoogte worden gebracht, misschien via het college,
van de uitslag van dat beraad. Ik wil in de rich
ting van het college vragen of wellicht van te vo
ren via bepaalde activiteiten van de kant van het
college daarop nog kan worden ingespeeld, teneinde
de beslissing in een positieve richting bij te bui
gen.
Ik heb in eerste instantie een aantal con
crete vragen aan het college voorgelegd, waarop
gelukkig een positief antwoord is gekomen, met name
voor wat betreft de toezeggingen welke zijn gedaan
door de raad van bestuur en het standpunt van de
centrale ondernemingsraad. De wethouder heeft ge
zegd dat het eindoordeel van de centrale onderne
mingsraad door hem wordt onderschreven. Dit is een
belangrijk uitgangspunt waarmee verder zal kunnen
worden gewerkt.
Wij menen dat het goed is dat deze hele kwes
tie vanavond opnieuw onder de aandacht is gekomen