860 19 MEI 1981 Ik zal mij strikt bepalen tot dat deel van de politietaak waarvoor ingevolge artikel 35 van de Politiewet de verantwoordelijkheid bij de bur gemeester berust. De justitiële kant van het poli tiewerk onttrekt zich aan de gemeentelijke in vloedssfeer en daarom ga ik daarop niet in. Even min zal ik ingaan op landelijke ontwikkelingen, zoals de discussie over de toekomstige politie organisatie. De standpuntbepaling van de V.V.D.- fractie betreft dus de bestuurlijke taak van de politie, de ordehandhaving en de hulpverlening, in Breda. Naar onze opvatting is de zorg voor de vei ligheid van de burger één van de belangrijkste taken van de overheid. De burger die zich, te recht of ten onrechte, niet veilig voelt is niet werkelijk vrij. Aan de andere kant mag de zorg van de overheid voor de veiligheid niet zo ver gaan dat de burger onnodig in zijn ontplooiings kansen worden belemmerd. In hoofdstuk 2 van de nota wordt gewezen op het gegeven dat ieder indi vidu in de maatschappij er prijs op stelt te wor den beschermd tegen verstoringen van rust en orde maar dat de opvattingen over het gewenste niveau van orde en rust sterk uiteenlopen. Vanuit liberaal gezichtspunt moet als leidraad gelden dat aan de persoonlijke vrijheid zo weinig mogelijk beperkin gen mogen worden opgelegd. Deze vrijheid heeft echter geen absolute gelding. Daar waar de uitoefe ning van de vrijheid door de één de ander in zijn vrijheid kan beperken, is de grens bereikt en dient de overheid regelend op te treden. De over heid heeft tot taak te zoeken naar een evenwicht tussen maximale vrijheid voor de individuele bur ger en minimale overlast en beperking van de uit oefening van de vrijheid voor de ander. De politie vormt bij de uitvoering van deze taak het belang rijkste instrument waarover de overheid beschikt. Gezien het voorgaande is naar onze opvatting in het kader van de ordehandhaving slechts dèo plaats voor politie-optreden tegen burgers als hun

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 860