862 19 MEI 1981 tevens dat de burger er vast op moet kunnen reke nen dat hij bescherming van de politie mag ver wachten als zich dergelijke situaties voordoen of dreigen voor te doen. De politie zal bij het uit oefenen van haar functie van de haar toegekende bevoegdheden en machtsmiddelen geen gebruik maken indien dat niet strikt noodzakelijk is en de ge hanteerde middelen zullen steeds evenredig zijn aan de betekenis van de gedragingen waartegen het politie-optreden is gericht. Uit de beschouwingen in hoofdstuk 2 over de taak van de politie blijkt naar onze mening duide lijk dat het beleid zoals dat in dit opzicht tot nu toe is gevoerd niet wezenlijk afwijkt van onze zienswijze. Wij stemmen daarmee dan ook van harte in. Zoals al is gezegd is de essentie van de po litiefunctie het beschermen van de vrijheid door middel van een op de wet gebaseerde beperking van die vrijheid. Juist omdat de persoonlijke vrijheid daarbij in het geding is, kan naar onze mening niet aan de politie of aan individuele politie ambtenaren worden overgelaten zelfstandig te be palen wat in een bepaald geval al dan niet in strijd is met de rechtsorde. Ingevolge artikel 28 van de Politiewet verricht de politie haar taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels. Juist vanuit democratisch oogpunt is het van be lang dat deze wettelijke bepaling zo letterlijk mogelijk wordt verstaan. Dat wil zeggen: de poli tie mag geen min of meer zelfstandig opererend orgaan zijn, maar moet volledig ondergeschikt zijn aan het bevoegd gezag, te weten de burgemeester voor wat betreft de handhaving van de openbare orde Dit gemeentelijk bestuursorgaan bepaalt aan de hand van de wet en de -jurisprudentie, en binnen dat ka der zo veel mogelijk rekening houdend met de plaat selijke omstandigheden, de inhoud van het begrip rechtsorde. Ik ga hierop wat nader in, omdat de aanbiedingsbrief zo sterk de nadruk legt op de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 862