868
19 MEI 1981
zins bij de politie moeten worden ingebracht. Met
de staf van het politiecorps heb ik de afspraak
gemaakt dat dit jaarlijks zal gebeuren. Bijvoor
beeld de behandeling van de begroting lijkt mij
een geschikte gelegenheid om die voortgangsrappor
tage aan de orde te stellen. Ik kan u zeggen dat
wij aan de uitvoering van de prioriteiten en de
aanbevelingen in de nota zeer serieus zullen wer
ken.
De heer Garritsen heeft gesproken over in
schakeling van de commissie openbare orde en over
de principiële kwestie, die ook in het kader van
de nieuwe Politiewet aan de orde is, van het bij
het lokale bestuur brengen van de politie. Nu
meen ik dat de heer Garritsen met het lokale be
stuur iets anders bedoelt dan ik, waarover ik
bij andere gelegenheden, ook in de commissie open
bare orde, heel regelmatig heb gesproken. Ik kan
niet af van mijn verantwoordelijkheid voor de po
litie en voor de openbare orde. Bereidheid om ver
antwoording af te leggen is te allen tijde aanwe
zig en dat geldt eveneens voor het vragen van ad
viezen, maar een en ander kan nooit betekenen dat
de verantwoordelijkheid die ik in dezen draag aan
anderen wordt overgedragen. Zó moet men de functie
van de burgemeester zien en zó moet men ook de
functie zien van het lokale bestuur.
Als men mij vraagt of naar mijn gevoel de
commissie openbare orde goed functioneert, zoals
ik het zelf zou willen, moet ik daarop zeggen
dat dat mijns inziens niet het geval is. Ik geloof
dat wij tot meer vertrouwvol beraad in die commis
sie moeten komen. Naar gelang het karakter en de
instelling van de commissie zelf in die richting
gaan, zal met een aan zekerheid grenzende waar
schijnlijkheid ook meer gestalte kunnen worden ge
geven aan openheid en het vragen van advies aan
die commissie.
Ik moet vervolgens nog ingaan op een heel
concrete vraag van de heer Garritsen, waarover hij
ook contact heeft gehad met de heer Van der Linden,