19 MEI 1981
871
woordelijkheid ten aanzien van het politiebeleid
van de burgemeester, de raad en het politiecorps.
Bij wijze van een soort van stemverklaring
wil ik tot slot het volgende opmerken. De politie-
nota is naar onze opvattingen een beleids- en in
formatiestuk, waarin een groot aantal belangrijke
zaken is bijeengebracht. In deze nota zijn soms
ver van elkaar staande opvattingen op de één of
andere manier toch bij elkaar gebracht. De kriti
sche kanttekeningen van onze kant illustreren het
compromis-achtige karakter van de nota. Mét deze
kanttekeningen willen wij als fractie met instem
ming van de nota kennis nemen.
De heer GARRITSEN: Het schijnt erg moeilijk
te zijn een antwoord te geven op de vraag wie uit
eindelijk het concept zo fundamenteel heeft ge
wijzigd. Het heeft mij toch wel verbaasd dat aan
het eind zo'n vrij duidelijke beleidswijziging
was aangebracht. De ruimte voor een stuk beleid,
afgestemd op maatschappelijke ontwikkelingen,
werd eigenlijk de das omgedaan door bijvoorbeeld
de opmerking dat wij ons hebben te houden aan de
rechtsregels, de interpretatie daarvan, de juris
prudentie, en dat die ons de ruimte aangeven. In
de eerste opzet werden toch wat meer mogelijkheden
geboden voor het inspelen op maatschappelijke ont
wikkelingen, voor het inzetten van de politie in
dat kader en het voeren van het beleid daaromtrent.
Graag hoor ik wat meer over de wijziging die is
aangebracht.
Ik wil vervolgens nog even iets zeggen met
betrekking tot mijn motie. In de vorige vergade
ring hebt u heel duidelijk gezegd dat mijn motie
strijdig was met de Politiewet. U hebt dat nu niet
herhaald, maar wel hebt u gesteld dat u ingevolge
artikel 44 van de Politiewet verplicht bent bij
stand te verlenen wanneer daarom wordt gevraagd.
Mijn motie laat dat echter onverlet. Het gaat er
mij met name om dat wij als lokale overheid moeten
worden geïnformeerd over het inzetten van gemeente
ambtenaren, wat de politiemensen ook zijn, buiten