19 MEI 1981 873 gevoerd door instellingen, diensten en commissies binnen de politie. Ik vind het belangrijk dat aan die punten meer aandacht wordt besteed en vandaar mijn negatief oordeel. De heer TAKS; Met betrekking tot de motie van de heer Garritsen zijn wij van opvatting dat een verzoek om politiebijstand, dat rechtstreeks tot de burgemeester wordt gericht, steeds dient te wor den gehonoreerd als de plaatselijke situatie dat toelaat. Als bijstand wordt gevraagd via de commis saris van de Koningin, waarvan in het merendeel van de gevallen sprake is, is het verlenen van bij stand zelfs wettelijk verplicht; er kan dan niet worden overgegaan tot een afweging tegen de plaat selijke toestand. Het vereisen van voorafgaande raadpleging van de raad of een commissie uit de raad, zoals in de motie wordt bedoeld, derhalve voorafgaand aan de beslissing inzake het verlenen van bijstand, maakt die beslissing mede afhanke lijk van de opvattingen van een orgaan dat ter za ke daarvan niet bevoegd is. Naar onze mening staat dat op gespannen voet met de Politiewet en zou een belemmering kunnen vormen voor een doeltreffend optreden. Met name dat laatste vormt voor ons het voornaamste bezwaar tegen de motie, reden waarom wij de motie niet zullen kunnen ondersteunen. De heer EISSENS: Wij hebben er geen behoefte aan in te gaan op datgene wat van uw kant is ge zegd. De motie van de heer Garritsen zal door ons niet worden gesteund, want wij menen dat die tot een onwerkbare situatie zou leiden. Bovendien is duidelijk vastgesteld wie verantwoordelijk is voor het politiebeleid. Ik meen dat het altijd nog mo gelijk zal zijn achteraf een interpellatie te houden De VOORZITTER; De heer Crul heeft een kantte kening geplaatst bij zijn eindoordeel over de nota, welke nota hij overigens wel met instemming voor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 873