19 MEI 1981 887 instanties die met W.A.O.-A.A.W.-uitkeringsge rechtigden te maken hebben (bedrijfsverenigin gen, sociale dienst, arbeidsbureau, W.A.O.- groep) en zo ja, in welke mate? 2. Is bovenstaande problematiek ook bekend bij het reguliere onderwijs in Breda, met name het be roepsonderwijs? (M.B.O.-H.B.O.en zo ja, welke maatregelen heeft men daar getroffen om hieraan tegemoet te komen? 3. Is er bij het reguliere onderwijs (M.B.O.-H.B.O. een regeling te treffen waarbij b.v. 5% van al le leerlingen afkomstig is uit specifieke pro bleemgroepen? ANTWOORD Ad 1. De betreffende problematiek is ons college in gro te lijnen bekend. Zoals U bekend is, is de uitvoe ring van genoemde regelingen opgedragen aan de be drijfsverenigingen. Als gemeente is er pas contact met jongeren die een W.A.O.-A.A.W.-uitkering ont vangen, indien door de betreffende jongeren wordt deelgenomen aan Sociaal-Cultureel Werk voor werk lozen Deze contacten hebben evenwel de gemeente i.e. de gemeentelijke sociale dienst voldoende signalen van de problematiek opgeleverd; een gespecificeerd inzicht bestaat evenwel nog onvoldoende. Uit informatie die door ons college is ingewonnen bij de bedrijfsverenigingen is gebleken dat binnen het W.A.O. t-A.A.W. -rbestand geen splitsing naar leeftijd plaatsvindt, zodat thans nog geen exacte gegevens voorhanden zijn. Uit die informatie is ons eveneens gebleken dat her- bij- of omscholing mogelijk is, doch dat dit slechts gebeurt in die gevallen, waarin herplaatsing gelet op opleiding en lichamelijke gesteldheid niet mogelijk blijkt. De aard van de problematiek, voor zover wij ons

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 887