892
19 MEI 1981
De heer DE BROUWER: Ik vind het toch wel be
neden peil om aan de hand van zo'n ondermaatse
notitie als deze een besluit te nemen. De raad is
toegezegd dat regelmatig, ik meen zelfs jaarlijks,
verantwoording zal worden afgelegd over het door
b. en w, gevoerde beleid met betrekking tot arti
kel 56. Wij vinden dat een notitie als de onderha
vige er niet mee door kan. De heer Ten Wolde merk
te op dat twee van de drie beroepen welke zijn in
gesteld gegrond zijn verklaard. Ik moet zeggen dat
ik dat nogal wat vind, mede gelet op het feit dat
veel mensen niet meer de lust hebben om tegen het
college van b. en w. te ageren, keurig met beroep
schriften in de richting van g.s. 66% van de be
roepen blijkt gegrond te worden verklaard en daar
om vraag ik mij in gemoede af of er niet het nodi
ge mis is met het beleid van b. en w. op dit punt.
Er is geen concept-besluit bij dit preadvies
gevoegd, zodat u de raad vermoedelijk verzoekt van
deze notitie kennis te nemen, al dan niet met in
stemming. Wij menen dat wij ons op dit moment het
beste van een oordeel kunnen onthouden en de dis
cussie over het gedeelte van de nota volkshuisves
ting inzake artikel 56 van de Woningwet moeten af
wachten. Voorshands hebben wij aan deze notitie
geen enkele behoefte.
De heer TEN WOLDE: Wethouder Van Dun is al
tijd verschrikkelijk handig in het antwoorden en
je moet er dan ook voor oppassen dat je geen pun
ten uit het oog verliest. In dit geval moet ik
echter constateren dat hij helemaal over mijn
vraagstelling is heen gewandeld. Onze fractie heeft
opgemerkt dat er op dit moment op bepaalde punten
een ander beleid wordt gevoerd dan binnen de raad
is afgesproken. Ik ben er wel blij om dat de kwes
tie van artikel 56 van de Woningwet in de nota
volkshuisvesting aan de orde wordt gesteld, maar
ik moet het bepaald ook eens zijn met het door de
heer Van Dun gestelde in het C.D.A.-verkiezings
nummer, namelijk dat het wat rommelt in het