958
19 MEI 1981
90% bevoorschotting. Men heeft jarenlang met het
systeem van 90% te maken gehad en men heeft nooit
enig bezwaar op tafel gelegd. Artikel 15, lid 3,
van de door ons voorgestelde verordening bepaalt
overigens dat als een instelling een gemotiveerd
verzoek tot het verkrijgen van een hogere bevoor
schotting indient, dit al direct mogelijk is. Me
vrouw Den Ouden heeft een vraag gesteld naar aan
leiding van de brief van de Sp.A.R.; als ik straks
op die vraag inga, zal ik aangeven in welke rich
ting wij het ''spoorboekje" zullen uitwerken.
Het tweede amendement van de heer Koertshuis
heeft betrekking op artikel 19, lid 2. Lid 1 van
dit artikel bepaalt: "Indien het sociaal-r-cultureel
werk wordt uitgevoerd door beroepskrachten, be
schikken deze over een zodanige kennis en ervaring
dat een verantwoorde uitoefening van hun functie
is gewaarborgd, overeenkomstig eventuele door de
minister gestelde regels." Als er dus voor een be
paalde werksoort door de minister regels worden
gesteld, worden deze regels volgens de verordening
overgenomen. Lid 2 van artikel 19 luidt: "Burge
meester en wethouders kunnen met betrekking tot
het bepaalde in het eerste lid nadere regels stel
len met inachtneming van de ter zake door de minis
ter gestelde regels." Dit betekent dat er voor
werksoorten waarvoor bijvoorbeeld geen door de mi
nister vastgestelde benoembaarheidseisen gelden,
nadere regels kunnen worden gesteld, opdat ook
voor die werksoorten een zekere kwaliteitsbewaking
mogelijk is. Het is op het gebied van bijvoorbeeld
vormings- en ontwikkelingswerk of van alfabetings-
werk in het belang van de deelnemers dat voor be^-
roepskrachten nadere kwaliteitseisen gelden, net
zo goed als er op dit ogenblik voor bepaalde ter
reinen al eisen door de minister worden vastge
steld.
Amendement nr. 3 strekt tot wijziging van ar
tikel 21, lid 2. Eén van ons beiden, de heer
Koertshuis of ik, gaat hier, denk ik de vernieling
in.' Lid 1 van artikel 21 heeft betrekking op