964 19 MEI 1981 Wij accepteren de tekst zoals hij er staat. Amendement 2. Als de wethouder bedoelt dat de nadere regels bestemd zijn voor werksoorten die niet onder de ministeriële beschikking vallen en dat er geen nadere regels bovenop de ministeriële regels komen, nemen wij ook op dit punt de door het college voorgestelde tekst over. Aan amendement nr. 3 hebben wij geen behoefte. Amendement 4. Wij achten het inderdaad juist dat de instellingen zelf de minimumleeftijd van vrijwilligers kunnen bepalen. Dit amendement kun nen wij dus steunen. De heer HENDRIKSEN: De P.v.d.A. heeft aan geen van de vier amendementen behoefte. Mevrouw SAELMAN-BOELEND66 zal alle vier de amendementen steunen. De heer GARRITSENIk sluit mij bij de P.v.d.A. aan. Wethouder VAN DUN: Dat lost veel op.' Wethouder mevrouw PAULUSSEN: Aangaande arti kel 19, lid 2, heb ik in eerste termijn bedoeld het volgende te zeggen. Voor zover er sprake is van sociaal-cultureel werk waarvoor geen door de minister vastgestelde benoembaarheidseisen gelden met uitzondering van algemene termen als bijvoorbeeld medische geschiktheid is het in het belang van de deelnemers nadere kwaliteitsre- gels voor de beroepskrachten te stellen. Te denken valt in dit verband aan het terrein vormings- en ontwikkelingswerk voor volwassenen of terreinen die als nieuwe werksoorten ontstaan, zoals alfabe tisering Mevrouw DEN OUDEN-JANSENMet die uitleg gaan wij akkoord.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 964