968
19 MEI 1981
stadsverwarming is reeds bij het besluit over de
stadsverwarming van 1978 aangegeven. Het uitwerken
van enkele uitbreidingsmogelijkheden is zeer re
cent in het rapport marktverkenning aangegeven.
Dit rapport is in de raadscommissie voor de be
drijven toegelicht en vertoont gunstige uitkomsten.
Ik wil bij het raadsvoorstel nog enkele kant
tekeningen plaatsen. Door aanleg met een verder
strekkend doel, in feite neerkomend op een grotere
diameter dan nodig is voor de aansluiting van de
ketelhuizen, wordt een risico aanvaard, omdat bij
een afwijzend besluit de stadsverwarming naar Ype-
laar uit te breiden de kapitaallasten van de grote
diameter ten laste van het project blijven. Dit
risico kan op een aantal manieren worden verkleind,
onder andere door de leiding in Breda-noord zo
veel mogelijk gefaseerd aan te leggen, alsmede
door de resterende panden in de Hoge Vucht de mo
gelijkheid te geven op de stadsverwarming te wor
den aangesloten. Het gaat wat dat laatste betreft
om de flatgebouwen in Geeren-zuid en enige grotere
gebouwen in het gebied waar wèl wijkverwarming is
zonder dat evenwel die gebouwen daarop zijn aan
gesloten.
Er is een vraag gesteld over een passage in
het voorstel luidende: "Getracht zal worden NEOM
B.V. te bewegen opnieuw een of meer termijnen van
de risicodragende lening eerder te doen verstrek
ken." Het overleg met NEOM heeft opgeleverd dat de
B.V. bereid is enige tranches van de lening eerder
uit te betalen. Dit betreft tranches in de grootte
van 1 miljoen in 1989, 1988 en 1987, uit te be
talen in 1981. Een en ander vergroot het nominale
bedrag van de NEOM-lening en komt uiteraard alleen
in werking als de NEOM-lening moet worden aange
sproken, dat wil zeggen: als het project op den
duur negatief uitpakt. De eerste tranche van 1
miljoen is zoals men weet reeds toegezegd bij het
besluit voor de eerste 600 m. Nu worden daar dus
nog twee tranches aan toegevoegd.
Het aansluiten van eengezinswoningen zal