1007
24 JUNI 1982
door de heer Hendricks ingediende motie wat slor
dig. Misschien kan de heer Hendricks in tweede
termijn een andere indienen, want deze zal in de
ogen van het college zeker geen genade vinden.
Ik meen dat de heer Garritsen en ik niet te
lang met elkaar moeten praten, want zijn mening en
de mijne staan meestal al tamelijk vast wanneer
wij met elkaar gaan praten; ik geloof dat wij el
kaar tot nu toe nog op geen micrometer hebben
overtuigd.
Naar aanleiding van zijn opmerkingen over
stadsverwarming en andere besparingsmogelijkheden
kan mijns inziens maar één ding worden gezegd.
Lang niet altijd staat vast dat stadsverwarming
een optimale situatie oplevert voor wat betreft
energiebesparing en kosten. In bepaalde omstandig
heden kan de situatie bij stadsverwarming optimaal
zijn en in andere omstandigheden zijn andere com
binaties van energiebesparing en investeringen
daarvoor optimaal. Dit maakt datgene wat wij doen
moeilijk. Bij de besluitvorming in 1978 waren wij
de mening toegedaan dat voor Breda, gezien de om
standigheden die toen bekend waren, stadsverwar
ming de optimale situatie was. Er dienen dan eerst
heel wat afwegingen te worden gemaakt, maar op een
gegeven moment moet een besluit worden genomen.
Dat besluit kent dan eigenlijk geen weg terug meer
en in die zin is het weinig flexibel. Je gaat dan
de investering plegen en kosten maken, waarna je
moet proberen de energiebesparing die daaruit kan
volgen op tafel te krijgen, want daarom gaat het.
Als wij nu in een nul-situatie zouden zitten had
den wellicht alternatieven in the picture kunnen
komen, al denk ik nog steeds niet dat dat het ge
val is. We zijn evenwel dat station gepasseerd en
nu gaat het er dan ook om te pogen de kosten/ba
ten-verhouding zo optimaal mogelijk te laten uit
pakken. Het ging om energiebesparing en lage woon
lasten en die kunnen we in belangrijke mate berei
ken door toch de aansluitmogelijkheden, ook in de
richting van Ypelaar, boven tafel te houden, dit