1020 29 JUNI 1982 rapport is besproken in de stuurgroep welzijnswerk en nadat het voor wat betreft de onderzoekstechni sche aspecten is bestudeerd door de sociografische dienst. In de advisering zullen ook de andere par ticipanten worden betrokken: C.R.M. en de gemeen ten Bergen op Zoom en Roosendaal. In de raad heeft zich een discussie afge speeld naar aanleiding van de vragen en opmerkin gen van de heer Eissens aan het adres van de func tiewethouder in relatie tot het college. Reagerend op deze discussie, waaraan ook de heer Crul heeft deelgenomen, wil ik namens het college het volgen de zeggen. Het college heeft in 1981 in het kader van deze rijksbijdrageregeling besluiten genomen die wellicht waren voorbehouden aan de raad. Zoals ik in eerste termijn heb gezegd, is halverwege het jaar duidelijk geworden om welke uitkering het ging en hoe die zou moeten worden opgevat; het was de eerste keer dat wij met deze rijksbijdragerege ling moesten omgaan. Het besluit tot inschakeling van het bureau Socio-consultance in het kader van advisering bij het onderzoek ten behoeve van het totale minderhedenbeleid (nota "De verre burgers van Breda") voor een bedrag van 33.040,zoals opgenomen in de specificatie van de uitgaven 1981, is door het college gesanctioneerd op 22 december, nadat de functiewethouder in overleg met de ambte lijke adviseurs hiertoe in de loop van het jaar verplichtingen had aangegaan met betrekking tot de nota "De verre burgers". Het college heeft in december 1981 vastgesteld dat deze werkwijze niet meer mag voorkomen, noch ambtelijk, noch bestuur lijk. Daarvoor onze en mijn excuses. Een en ander is echter gebeurd tegen de achtergrond van het zo spoedig en alert mogelijk opstarten van een be leid voor de "verre burgers", conform de motie die de raad in het jaar daarvóór heeft aangenomen. Het college vindt de opmerkingen van de heer Eissens dan ook redelijk buiten proporties. De VOORZITTER: Ik neem aan dat de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 1020