1044 29 JUNI 1982 terwijl de zaak op diverse momenten daarna ik heb er in de vergadering van de commissies ruimte lijke ordening en algemene zaken een overzicht van gegeven heel uitdrukkelijk naar voren is ge bracht. Als een wethouder zich dat kan ik toch wel zeggen van dit soort praktijken bedient door de raad een dergelijke voorstelling van zaken te geven, kun je ten aanzien van het vertrouwen in die wethouder maar één conclusie trekken. Het is duidelijk zo dat de raad informatie is onthouden. De wethouder heeft mij in de commissie gevraagd wat hij daar voor belang bij zou hebben. Welnu, ik denk dat het niet aan mij is, uit te maken welke belangen de wethouder erbij heeft de raad niet te informeren. Als je zoiets signaleert, moet de wet houder maar verklaren waarom het zo is gegaan, maar dat vinden we niet in de ter tafel liggende notitie. We kunnen er heel lang over praten, maar het lijkt mij duidelijk dat deze affaire onverteerbaar is. De raad zou zich er een oordeel over moeten vormen. Ten onrechte heeft de V.V.D. via De Stem laten weten dat er nieuwe feiten aan de orde zijn en dat de dingen weer op een rij moeten worden ge zet; daarna wil men in feite de conclusie trekken dat er niets aan de hand is. De V.V.D.-fractie moet eens goed naar de onderliggende stukken kij ken en zij zal dan tot de conclusie komen dat wat is gebeurd niet kan. Het gaat niet om een inter pretatieverschil ten aanzien van vier betalings termijnen of vier uitvoeringsfasen. De essentie is dat de wethouder en het college op bepaalde momenten duidelijk op de hoogte waren en dat de wethouder de informatie niet heeft verstrekt. Ik vind daarom dat de raad het gevoerde beleid moet afkeuren en ik dien een daartoe strekkende motie in. De heer Garritsen dient vervolgens een motie in met als tekst: "De gemeenteraad van Breda, in vergadering

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 1044