1050
29 JUNI 1982
De VOORZITTER: Het antwoord onzerzijds kan
vrij kort zijn, omdat de materie in al haar facet
ten bij de besprekingen in de commissie ruimtelij
ke ordening breedvoerig aan de orde is geweest.
Helaas heeft de heer Dek bij de bewuste commissie
vergadering verstek moeten laten gaan, maar hij
zal mij niet euvel duiden dat ik mede omwille van
de tijd nu de commissiediscussie niet ga overdoen.
Ik volsta met een samenvatting op hoofdpunten
Het is naar mijn mening van groot belang dat
er ten aanzien van de perifere detailhandel een
beleidsstuk op tafel ligt. Ik wil onze erkentelijk
heid betuigen, niet alleen aan alle ambtenaren die
hieraan hebben gewerkt, maar ook aan al degenen
die in overleg met ons hierin hebben willen parti
ciperen. Ik noem in dit verband de stedebouwkundi-
ge adviesraad, de Kamer van Koophandel en de
rijksconsulent voor detailhandel en ambachten. Men
is het op hoofdlijnen met elkaar eens en ik meen
dat de keuze tussen "ja, mits" en "nee, tenzij"
die de heer Dek ter tafel brengt van wellicht zui
ver ideologische en theoretische aard is. Waar
gaat het om? Er komt gewoon een vraagstelling op
Breda af die we zullen moeten beantwoorden. Tot
dusverre hebben we een terughoudend beleid moeten
voeren, hetgeen noch de detailhandel, noch de werk
gelegenheid ten goede is gekomen. Wij en ik vinden
daarom het aan de orde zijnde beleidsstuk ontstel
lend belangrijk.
Dit betekent overigens niet dat het laatste
woord is gezegd. Door mevrouw Van Rooij en de heer
Dek de laatste in kritische zin is gesigna
leerd dat in de nota het gebeuren buiten Breda
niet aan de orde komt. Ik wijs erop dat het niet
onze taak is ons met het gebeuren buiten Breda be
zig te houden. Het is erg jammer dat we zo ver
niet zijn, maar ik ben blij dat, zoals in het pre
advies en de nota te lezen is, de Kamer van Koop
handel initiatieven zal nemen om ook een regionaal
beleid ter zake te entameren. Het lijkt mij in het
kader van dat beleid van groot belang dat er in