29 JUNI 1982 1055 van vele raadsleden door het voorstel onder agendapunt 20 te aanvaarden. Mij rest dan nog in te gaan op enige concre te vragen die zijn gesteld. Er is gevraagd of de HUG-operatie hier iets mee te maken heeft, waarop ik antwoord: natuurlijk niet. Een andere vraag was, of burgemeester en wethouders zich hebben gerealiseerd welke verantwoordelijkheid zij in dezen hebben. In de herhaalde evaluatiegesprekken die ons college over deze situatie heeft gevoerd, hebben wij naar ik meen bijzonder goed geweten welke verantwoordelijkheden we dragen. Vervolgens is gevraagd of de wethouder nu wel of niet op de hoogte was. Ik antwoord daarop dat de wethouder op de hoogte had kunnen zijn. Een- en andermaal zal hij dit op zijn knieën aan u melden, maar wel voor de laatste keer! Dit is het antwoord op de concrete vragen. De motie van de heer Garritsen schiet wat dit be treft uit haar voegen. Je kunt op elk woord in gaan, maar het college vindt dat de schets van de situatie en de uitspraken die de heer Garritsen de raad wil ontlokken, niet in verhouding staan tot en niet in overeenstemming zijn met de reeds meermalen gemelde visie van het college op de si tuatie. Dit leidt ertoe dat wij een beroep op de raad doen de motie niet te aanvaarden. Het interessantste aspect lijkt mij dat het gebeurde ons heeft verleid tot het uitbrengen van de notitie die als punt 19 op de agenda staat. In de notitie, die niet het eind van de wijsheid is, heeft het college enige nog volstrekt niet afge ronde gedachten geëtaleerd die het tegen de ach tergrond van het gebeurde bezighouden. Twee ele menten staan daarbij centraal, waarvan we het eerste kunnen omschrijven met de woorden: hoe werken we met elkaar, hoe functioneren we met el kaar, hoe overladen we elkaar, hoe "overeten" we ons, wat vragen we van elkaar en is er nog ruimte om te functioneren? Het is niet aan dit college hierover op dit moment expliciete uitspraken te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 1055