1102
29 JUNI 1982
naar Zeeland gaan, wel eens een file ontstaat. Het
is echter de vraag of dit afgezien van de Et-
ten-Leurse situatie het toepassen van zware in
dringende oplossingen van het hier gepresenteerde
type rechtvaardigt. Het gevaar bestaat dat je tot
een keuze uit modellen komt, terwijl de achter
grond voor de keuzemotieven opzij wordt gedrukt.
Wat is de bedoeling van de motie? Ik stel
voorop dat het niet de bedoeling is het college
verwijten te maken over de reactie die het half
mei op voorhand aan rijkswaterstaat heeft doen
toekomen. De bedoeling is dat mede tegen de ach
tergrond van de termijnen nog eens speciale aan
dacht wordt besteed aan de vraag of de gigantische
oplossing die is voorgesteld, nu werkelijk wel no
dig is. Bovendien wordt in de motie vastgesteld
dat, als het dan al noodzakelijk zou zijn een der
gelijke oplossing te kiezen, ten aanzien van het
beslag leggen op landbouwgronden de uiterste te
rughoudendheid moet worden betracht. Ik vind het
van belang dat de motie door de raad wordt aange
nomen en ik heb de indiening van de motie graag
overgelaten aan de heer Goos, die nauw bij het
onderwerp betrokken is. Door de motie aan te ne
men geeft de raad aan dat men een en ander nog
eens goed zal moeten bekijken, voordat men gaat
voortborduren op de reactie die van de kant van
Breda is gekomen en die er indirect op neerkomt
dat de bewuste aansluiting er wel zal komen.
De heer GARRITSENIs het nu een V.V.D.-motie
of een C.D.A.-motie?
De heer TEN WOLDE: Wij zijn in dat soort din
gen niet zo principieel. Als het om bestuurlijke
uitspraken gaat die door de gehele raad moeten
worden gedragen, interesseert het mij niet wie de
motie indient. Ik ondersteun de motie graag en ik
hoop dat u dat ook zult doen.
De heer GARRITSEN: Nee, maar het ging om de