1118
29 JUNI 1982
zou moeten komen dat hij met deze motie zo niet
kan meegaan. Dit wil niet zeggen dat de discussie
niet op gang zou moeten komen en op gang zou moe
ten blijven; ook neemt het niet weg dat wij er
voor zullen zorgen dat er een verbetering komt.
Hiermee meen ik tevens op de opmerkingen van
de heer Peeters te hebben gereageerd. Het gaat
mij erom dat een fundamentele beleidswijziging
niet mogelijk is. Houdoe, Brabant. Ik houd het
kort; dan kunnen we ten spoedigste zeggen "houdoe
raad," want ik heb het idee dat er ook hier men
sen zitten die van toetan noch blazen weten als
het over het H.B.O. gaat1
De VOORZITTER: Handhaaft de heer Oomen zijn
motie?
De heer OOMEN: Ja, mijnheer de voorzitter,
even een toelichting.
De VOORZITTER: Nee, we spreken in één ter
mijn. U handhaaft de motie?
De heer OOMEN: Ja, dat wilde ik zeggen. Wij
handhaven de motie, want wij zijn van mening dat
de discussie over de beleidswijziging niet nu pas
begint: die discussie is in 1979 al gestart.
De motie-Oomen wordt geacht te zijn verwor
pen, daar slechts de volgende leden zich
vóör de motie blijken te willen uitspreken:
mevrouw Elie-van Es, mevrouw Muntjewerff-van
den Hul, mevrouw Paulussen, mevrouw Pellis,
de heren Crul, Dammer, Dreef, Oomen, Van de
Steenoven en Welschen.
De VOORZITTER: Wat denkt u van het voorstel?
De heer OOMEN: Het zal duidelijk zijn dat
wij ons tegen het voorstel verklaren, om dezelfde
redenen als waarom wij een motie hebben ingediend