1168 26 AUGUSTUS 1982 dat we te gelegener tijd ook op dit punt nog na drukkelijker het woningbouwprogramma niet kwanti tatief, maar kwalitatief moeten bijstellen. In deze discussie is al enige keren over de nota volkshuisvesting gesproken. In dit verband wil ik iets herhalen wat ik op 28 oktober van het vorig jaar heb gezegd. Ik heb nooit de pretentie gehad te beweren dat het aan de raad aangeboden stuk de nota volkshuisvesting was. Ik heb gezegd te verwachten dat de nota volkshuisvesting vanuit dat basisgegeven in de komende vijf jaar zou moe ten worden geschreven. Toen de heer Crul over de Woonruimtewet 1947 sprak, waande ik mij plotseling in een ander ge zelschap, dat dezer dagen frequent bijeen komt en waarin we proberen en ik hoop dat het lukt een politiek akkoord voor de komende jaren te schrijven. Ik hoop dat de heer Crul mij wil ver ontschuldigen als ik op dit moment geen beleids visies voor de toekomst ontvouw: naar mijn mening moeten een nieuw college en de nieuwe raad zulke beleidsvisies formuleren. Ik zeg alleen dat de raad op 28 oktober een besluit heeft genomen, in houdende dat we de beslissing over de invoering van de Woonruimtewet 1947 zullen laten afhangen van een evaluatie van contacten met de makelaars in Breda. Als dat niet goed gaat, dient volgens het besluit van 28 oktober de Woonruimtewet 1947 te worden ingevoerd. Ik vind dat de raad de conse quentie van die besluitvorming zal moeten trekken, ook in het politiek akkoord. De heer Crul heeft een feitelijke vraag over cascobouw gesteld en gezegd dat goedkoper bouwen niet per se het bouwen van aluminiumwoningen hoeft te zijn: wij hebben het tegendeel nooit verdedigd. Ik ben van mening dat de gemeentelijke overheid in dezen een stimulerende taak blijft houden en ik hoop dat wij met de woningbouwverenigingen tot een akkoord kunnen komen. Juist het geven van aanzet ten om in de experimentele sfeer tot een zo goed koop mogelijke woning te komen, op een zo

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 1168