1192 26 AUGUSTUS 1982 middelen voor de uitvoering van het aanschrijvings- beleid aanwezig zijn. Het antwoord is: ja, maar niet in de mate waarin we ze nu op tafel moeten hoesten. Naar aanleiding van de vraag over de be groting 1983 wijs ik erop dat ik niet op die be groting mag en kan vooruitlopen, te meer niet daar het nieuwe college zich daarmee nog zal moeten be zighouden. Overigens wil ik de heer Hendricks wêl antwoorden dat het stadsvernieuwingsproces waaro ver bij de behandeling van de nota stadsvernieu wing en de financiële vertaling daarvan besluiten zijn genomen, een meerjarenaspect in de buurtbe- grotingen heeft en dat in de buurtbegrotingen geen ruimte aanwezig is om de consequenties van de in dit voorstel omschreven constatering op te vangen. Als wij onder druk van de raad toch naar een aan- schrijvingsbeleid moeten dat misschien wel goed zou zijn maar veel geld kost, dan zullen er extra middelen moeten komen. Afgezien van deze beantwoording van concrete vragen is er nog iets dat mij steekt: de opmerking van de heer Hendricks over zicht op consequenties van beleidsvoornemens. Ik moet hem erop attent ma ken dat we bij de behandeling van de nota stads vernieuwing 64 beleidsvoornemens hadden, waarvan het voeren van een actief aanschrijvingsbeleid er één was. Achteraf blijken we daarmee, populair ge zegd, enigszins op onze bek te vallen, omdat er twee artikelen in de wet haaks op elkaar staan. Dat is erg jammer, maar men moet mij dan niet ver wijten dat ik niet heb gehandeld conform het prin cipe dat je steeds de consequenties moet zien van iets waarmee je begint. Er kan ergens wel eens iets fout gaan. Dat gebeurt ook wel eens met de samenstelling van politieke fracties. De heer HENDRICKSDat laatste ben ik zeker met u eens, gezien de eerdere discussie op deze avond, maar daar wil ik niet in treden. De heer Van Dun heeft gezegd dat er 64 beleidsvoornemens waren en dat het niet zo gek is als er 2 niet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 1192