1194 26 AUGUSTUS 1982 de heer Garritsen zijn indringende vraag aan de nieuwe wethouder stelt. .Dan is dat probleem voor lopig ook opgelost! Naar aanleiding van de nadere vraagstelling van de heer Hendricks vraag ik mij af of mijn op merkingen in eerste termijn helemaal goed zijn overgekomen. Centraal staat het volgende. Er is ten aanzien van de stadsvernieuwing een aantal beleidsvoornemens gemaakt, en niet zo misselijk. Eén van die beleidsvoornemens had betrekking op het aanschrij vingsbeleid. Ik wil best toegeven dat wij ons op de omvang hebben verkeken, maar aan de andere kant moet worden bedacht daarop is in de raad al vaak gewezen dat het eerst activiteiten zijn ontplooid in de Spoorbuurt een buurt met een toevallige samenstelling waardoor de conflictsitu atie artikel 25/artikel 26 met haar consequenties voor een aanschrijvingsbeleid zeer significant is. Het conflict komt dus in deze buurt veel duide lijker naar boven. Hoe komen we nu op korte termijn tot een op lossing? In eerste termijn heb ik erop gewezen dat de door de raad gevoteerde stadsvernieuwings- gelden bijna allemaal zijn "belegd" in meerjaren- buurtbegrotingenDit betekent dat, als ergens een calamiteit wordt gesignaleerd waarvoor meer geld nodig is, zou kunnen worden gedacht aan een verschuiving binnen de buurtbegrotingenPersoon lijk zie ik dat niet zitten, want we zijn al naar Zandberg en Oud-Boeimeer geweest en ik denk dat we bij een verschuiving problemen zouden krijgen. De consequentie is dan ijskoud en dat probeer ik de heer Hendricks duidelijk te maken dat het oplossen van dit probleem waarbij we binnen een bepaalde termijn toch iets doen wat hierop lijkt, extra stadsvernieuwingsgeld kost. De heer HENDRICKS: Daar zijn we het over eens! Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 1194