6 SEPTEMBER 1982 1215 valt niet te overzien wat dit onderzoek voor re sultaat zal hebben, maar ik zou het college in ie der geval nadrukkelijk willen vragen tijdig over leg te starten over de vraag of er voldoende maat regelen zijn genomen, of dat er nog meer moet ge beuren. Ik ben van mening dat men regelmatig con tact moet houden en ik ben het eens met de ver zuchting van de heer Garritsen: laten we nu in 's hemels naam deze zaak eens netjes afwerken! De heer GARRITSEN: De wethouder gaat weer op de bekende wijze langs de zaak heen. Mij wil hij niet antwoorden en, zo zegt hij, mevrouw Muntje- werff in feite ook niet, en dan merkt hij ineens terloops op dat de raad in 1973 nooit tot renova tie had moeten besluiten. Dit is de bekende aan pak, die er op neerkomt dat men de zaak weer voor zich uitschuift en laat doorzieken. Ook wordt dan het verwijt gehoord dat we één zaak zitten op te kloppen, terwijl ik wel een dozijn voorbeelden kan noemen van renovatiecomplexen waar de gang van za ken ontzettend slecht is geweest en waar zich vaak een vergelijkbare ellende heeft voorgedaan. Het is niet zo dat ik er op dit moment één geval uit licht: dit geval is één van de vele. Ik zou graag willen dat de voorzitter er enigszins op toezag dat de gestelde vragen worden beantwoord. Zo heb ik in eerste termijn gevraagd of het college bereid is druk uit te oefenen op Centraal Beheer om te kijken of het mogelijk is collectief tot een scha deregeling te komen. Ik denk dat er redenen te over zijn om die weg te volgen. Alle huizen worden vochtvrij gemaakt en in alle huizen is dus vochto- verlast. Je kunt de zaak niet afdoen door te zeggen dat zes mensen in het gelijk zijn gesteld en dat maar dertien mensen van de 69 bezwaar hebben aan getekend. Op die manier stuur je de zaak weer ver der het moeras in en zadel je het volgende college ermee op. Misschien zal dan niet dezelfde wethou der zich ermee bezighouden, maar toch wel een an dere, en ik denk dat het comité daarmee niet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 1215