6 SEPTEMBER 1982 1217 er zes in het gelijk en zeven in het ongelijk zijn gesteld. In het geval van de laatstgenoemde zeven bewoners was volgens de huuradviescommissie de schade, veroorzaakt door de vochtoverlast niet van dien aard, dat niet tot huurverhoging mocht worden overgegaan. Dat heb ik in eerste termijn gezegd. De gemeente heeft ten aanzien van de uitspraak in het geval van de eerstgenoemde zes bewoners bij de kantonrechter bezwaar gemaakt en die procedure heeft zij naar mijn mening achteraf gezien te recht verloren. Dit doet niets af van het feit dat ten aanzien van die zeven andere bewoners de juridische uitspraak van de huuradviescommissie overeind blijft. Dat is één van de argumenten naast de twee andere die ik heb genoemd op grond waarvan naar mijn mening niet tot huurresti- tutie voor het gehele blok moet worden overgegaan. De VOORZITTER: Ik nodig u uit over te gaan tot besluitvorming. De heer VAN ASSELDONK: Ik verzoek u de ver gadering te schorsen. De VOORZITTER: Mag dat een minuut of vijf zijn? Ik schors de vergadering. SCHORSING. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Ik stel voor nu tot besluitvorming over te gaan. Daarbij zal conform het gebruik eerst een oordeel worden gegeven over de moties die door mevrouw Muntjewerff en drie andere leden van de raad zijn ingediend. Allereerst stel ik motie 1 aan de orde, de motie over restitutie van de opgelegde huurver hoging vanaf 1979. Is er behoefte aan het afleggen van stemverklaringen? Mevrouw VAN ROOIJ-VAN DEN HEUVEL: Wij hebben uit het betoog van de wethouder wel degelijk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 1217