1246
7 SEPTEMBER 1982
De heer SIMONS: Ik heb er wel begrip voor dat
mijn aankondiging enig gelach veroorzaakt. Wanneer
iemand evenwel kandidaat wordt gesteld voor het
wethouderschap, houdt dit in dat hij ook kan wor
den gekozen en daarom is het mijns inziens heel
slim de kandidatuur al aan te vallen. Als iemands
kandidatuur niet door de raad wordt geaccepteerd,
kan hij ook niet worden gekozen. Daarom wil ik nu
ten aanzien van de kandidatuur van de heer Van Dun
een motie indienen. Overigens is het mij niet he
lemaal duidelijk welk reglement van orde op dit
moment geldt. Er is namelijk een afspraak gemaakt
met betrekking tot het indienen van moties. Geldt
die nu al?
De VOORZITTER: We moeten het schip wel een
beetje recht houden, mijnheer Simons. Het aan u
toegezonden reglement van orde geldt op dit moment,
wat betekent dat een motie een bepaalde ondersteu
ning behoeft alvorens zij kan worden ingediend.
De heer SIMONS: Dat is uitstekend, de motie
is ook al voldoende ondertekend.
De VOORZITTER: Leest u de motie dan maar eens
voor.
De heer SIMONS: De motie luidt als volgt:
"De gemeenteraad van Breda, in vergadering
bijeen op 7 september 1982,
gelezen het voorstel agendapunt 4,
overwegende
1. dat de heer J.P.A. van Dun in de afgelo
pen raadsperiode stukken heeft onderte
kend waar bedragen van 1,1 miljoen mee
gemoeid waren zonder dat hij zich kon
herinneren dat hij ze ondertekend had;
2. dat de zogenaamde BREBO-affaire waarbij
de heer J.P.A. van Dun onder meer betrok
ken is de gemeente naar alle waarschijn
lijkheid miljoenen gaat kosten door