1268 16 SEPTEMBER 1982 moet er vervolgens op wijzen dat volgens bladzijde 6 van het programakkoord de financiële consequen ties van het deelnemen van niet-raadsleden aan het commissiewerk geen zwaardere financiële belasting dienen te betekenen dan in de HUG-operatie is voorzien. Dit uitgangspunt is in het overleg vast gesteld. Ik heb er kennis van genomen en ik geloof dat we er rekening mee moeten houden. Overigens is het gehele instituut van vergoedingen aan fractie leden de vergoeding op zichzelf, de vergoeding voor onkosten en de vergoedingen anderszins nog een onderwerp van nader beraad. De heer SIMONS: Als wij dit aannemen, is het gevolg dat individuele fracties gaan opdraaien voor de presentiegelden van niet-raadsleden. Als het de bedoeling is dat alle fracties tezamen de presentiegelden van de niet-raadsleden betalen en dat daarna pas de verdeling van de gelden uit het fractievergoedingenfonds tot stand komt, kan ik met de gang van zaken instemmen, maar anders he laas niet. De heer VAN DONGEN: Mijn opmerking is niet van financiële aard. In het programakkoord is spra ke van een experimentele periode van twee jaar; ik neem aan dat na die twee jaar een nieuwe situatie zou kunnen ontstaan. Ik wijs er echter op dat in de verordening voor de commissie algemene zaken wordt bepaald dat de zittingsduur de duur van de zittingsperiode van de raad zal zijn. Laatstbe doelde periode is naar ik meen geen twee, maar vier jaar. De heer CRUL: Ik heb het punt dat de heer Si mons aanroert nog eens bekeken. Wat in het voor stel staat, is in ieder geval niet gelijk aan wat in het lijsttrekkersoverleg is vastgesteld en in het programakkoord is komen te staan. U hebt ge zegd dat u met de gehele problematiek van de raadsledenvergoeding en alles wat daarmee

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 1268