30 SEPTEMBER 1982
1349
wijzen op een toenemend isolement van de woonwa
genbewoners. Vanuit de optiek dat een passende
woonomgeving positief zal werken op de verhouding
tussen de woonwagenbewoners en de burgersamenle
ving, zijn wij nu sinds 1975 actief bezig met het
ontwikkelen en uitvoeren van een beleid dat is ge
richt op het tot stand brengen danwel het in stand
houden van goed gesitueerde kleine centra in plaats
van de tot stand gebrachte grote centra. Het is de
vraag wat wij moeten verstaan onder een passende
leefomgeving en goed gesitueerde kleine centra.
Moet daarbij worden gedacht aan een omgeving waar
in de woonwagenbewoner zijn beroep kan uitoefenen
danwel een omgeving waar het sociaal milieu voor
de woonwagenbewoner herkenbaar is öf een omgeving
die zodanig is gelegen dat de woonwagenbewoner
zonder grote problemen kan deelnemen aan het daar
aanwezige maatschappelijk verkeer? Deze vragen
zijn gemakkelijk te stellen, doch zeer moeilijk
objectief te beantwoorden. Naar onze mening is het
terecht dat wij ons afvragen of we met het huidige
decentralisatiebeleid op termijn volledig verant
woord bezig zijn.
Er mogen evenwel geenszins twijfels bestaan
over het feitelijk gegeven dat in vele bestaande
grote centra sprake is van een onverantwoord woon-
en leefmilieu.
Als motieven voor de gedachte dat meer aan
dacht moet worden besteed aan pogingen tot seden
tair huisvesten van wagenbewoners worden veelal
genoemd de merkbare afname van het wisselend trek-
patroon en de toenemende grootte van de wagens,
waardoor eerder kan worden gesproken van bouwwer
ken dan van woonwagens. Er valt niet te ontkennen
dat door het meer sedentair gebruik van de wagen
de grens tussen wagen en woning vervaagt. De vraag
is dan ook gerezen of een aantal wagenbewoners
niet zozeer voor deze woonvorm kiest om te kunnen
reizen, maar meer om bij elkaar te kunnen wonen.
Inmiddels is per 1 september 1980 ter uitvoe
ring van de motie-Weijers, waarvan de strekking