1350
30 SEPTEMBER 1982
was dat de huisvesting van de woonwagenbewoners
een geïntegreerd onderdeel zou moeten worden van
het totale volkshuisvestingsbeleid, de zorg voor
de standplaatsen van woonwagen en voor de woonwa
gens zelf, voor zover voortvloeiend uit de Woonwa-
genwet, door het departement van C.R.M. aan dat
van VoRo overgedragen. In een voorlopige beleids
notitie van het ministerie van VoRo inzake het wo
nen van woonwagenbewoners zijn de principiële uit
gangspunten voor het door dit ministerie te voeren
beleid geformuleerd. Het te voeren beleid wordt
onder meer gekenmerkt door voortzetting van het
kleine-centrabeieid en het wegnemen van barrières
voor wagenbewoners om zich in gewone huizen te
vestigen.
In het verlengde hiervan vragen wij ons af of u
niet te veel op één spoor zit door uitsluitend met
decentralisatievoorstellen te komen, zonder dat u
daaraan een visie hebt gekoppeld met betrekking
tot het wegnemen van barrières naar sedentaire
huisvesting. Met name vragen wij ons af in hoever
re sedentaire huisvesting met een aangepaste be
heersvorm een reëel alternatief kan vormen voor
het wonen in een wagen. Hierdoor zou wellicht een
ander licht kunnen worden geworpen op de kwantita
tieve vraag naar staanplaatsen.
Binnen het te voeren "gelijke, rechten gelijke
plichten-beleid"zoals dit is neergelegd in de
inleiding van genoemde beleidsnotitie, heeft het
ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Or
dening bij de uitvoering van de motie-Weijers voor
wat betreft de huisvesting van woonwagenbewoners
zo veel mogelijk parallellen getrokken met het be
leid dat geldt voor huisbewoners en dat behoort
ook. De zorgtaak van zowel de centrale als de lo
kale overheid voor de volkshuisvesting mag niet
alleen gelden voor specifieke doelgroepen.
Zoals reeds vele malen door ons is betoogd
dient de zorgtaak voor de volkshuisvesting van het
gemeentebestuur van Breda zich te richten op het
bevorderen van een optimale woonsituatie voor alle