fl
1354
30 SEPTEMBER 1982
reacties doen veronderstellen, en de vooroordelen
die leven zouden bestuurlijk op een juiste plaats
moeten worden gezet.
Dat het bestuurlijk handelen in dezen niet
eenvoudig was is ons volkomen duidelijk, maar dat
voor de wedstrijd de uitslag moet worden vastge
steld, is iets dat elke verstandige geest te boven
gaat. Er is sprake van een 6-0 optie binnen het
college, harde punten tijdens de college-onderhan
delingen en zelfs data-afspraken in het program.
Hoe is het in Godsnaam mogelijk.' De burger vraagt
zich dan ook terecht af waarmee we bezig zijn,
maar eigenlijk is het antwoord op die vraag niet
moeilijk te geven, namelijk: het huisvesten van
een aantal eenheden van een erkende woonvorm. Het
gemeentebestuur heeft de zorg voor alle ingezete
nen van de gemeente en dient niet open te staan
voor vage gevoelens van onbehagen. De woonwagen is
een erkende woonvorm, maar laat zich ruimtelijk
niet zo maar even inpassen. Mijn fractie zal het
voorstel van vanavond beoordelen tegen de achter
grond van het ruimtelijk beleid, waarbij wij geen
voeding willen geven aan mogelijke negatieve beeld
vorming ten aanzien van de woonwagenbewoner; de
heer De Zwart heeft daarover al het een en ander
gezegd.
Ik wil eerst ingaan op de procedure zoals die
tot nu toe is gevolgd. In het collegeprogram voor
de periode 1978-1982 stond vermeld dat het woonwa
gencentrum in Breda zou moeten worden gesplitst in
kleinere eenheden; daaromtrent is reeds in 1978
een passage geformuleerd. Terecht vragen de woon
wagenbewoners zich dan ook af of daar nog iets van
zal komen. Deze kwestie heeft reeds te lang ge
duurd en het college had al veel eerder de normale
weg van ruimtelijke-ordeningsprocedures kunnen be
wandelen in plaats van het in een zo laat stadium
confronteren van de raad met artikel-19-voorstel-
len. Mijn fractie vindt dat de raad veel te laat
is ingeschakeld en nu eigenlijk voor het blok
wordt gezet. In de commissie heb ik al gesproken