30 SEPTEMBER 1982 1383 100% tegemoet zouden komen aan hetgeen door de wagenbewoners is gevraagd, want zo ligt het be paald niet. Het is een proces geweest waarbinnen we over en weer hebben geprobeerd binnen een aan tal beperkingen de best mogelijke oplossingen te realiseren. Ik ga thans in op de vragen. Het eerste ge deelte van hetgeen de heer De Zwart naar voren bracht heb ik gezien als een weldoortimmerd be toog over de beleidsgrondslag. Hij heeft hartstik ke duidelijk en precies aangegeven hoe een en an der ligt. Op basis van die beleidsgrondslag moe ten we evenwel tot concrete beslissingen komen en dan wordt het een stuk moeilijker. Dan komt name lijk de vraag aan de orde of het beleid zoals dat zo prachtig is geformuleerd ook inderdaad moet gelden voor deze groep bewoners en de onderhavige locaties. Dit blijkt steeds weer de sprong te zijn waarbij we in de problemen kunnen raken en ik geloof ook dat daar de grootste moeilijkheid ligt. Ik wil eerst enkele opmerkingen maken naar aanleiding van de vragen die de heer De Zwart over de beleidsbasis heeft gesteld. Inderdaad valt op dit moment iets te constateren van een zekere overstap van het bewonen van wagens naar het bewo nen van huizen, maar deze is beperkt. Slechts een beperkt aantal wagenbewoners gaat hier jaarlijks toe over en meestal gaat het dan om gezinnen waar van één lid zelf al afkomstig is uit een huis; in die gevallen komt men gemakkelijker tot deze stap. Daarom kan de oplossing ook niet in die richting worden gezocht, hoewel zij door velen wordt aan gedragen. In het verdere proces wil ik de heer De Zwart best eens een verhaal overleggen gelet op zijn woorden meen ik echter dat hij het al kent over de wijze waarop dit elders in Nederland ver loopt, hoe daarover wordt gedacht etcetera. Op de wat langere duur kan hierin wellicht een oplos sing zijn gelegen die van betekenis is, maar op dit moment is dat zeker niet het gevalHet gaat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 1383