1386
30 SEPTEMBER 1982
wet op de Ruimtelijke Ordening, maar ook in de
Bredase procedures rond de wet op de Ruimtelijke
Ordening liggen voor de huidige bewoners harde
rechten vast die tot duidelijke beïnvloeding op de
hele besluitvorming kunnen leiden. Vanuit de com
missies is geëist dat wij daarmee zorgvuldig reke
ning houden, hetgeen we ook inderdaad zullen doen,
maar de beïnvloeding via gebruikmaking van deze
rechten gaat heel wat verder dan de beïnvloeding
in het kader van de inspraakmogelijkheden die wij
overigens bieden en gaat ook veel verder dan de
beïnvloeding waartoe de wagenbewoners thans in
staat zijn. Inderdaad is extra met de wagenbewo
ners gepraat, maar daarmee hebben we mijns inziens
niet eens de onevenwichtigheid tussen de invloed
van deze bewoners op het hele gebeuren enerzijds
en de invloed van de huisbewoners daarop ander
zijds in balans gebracht. Zo kijk ik er in ieder
geval tegenaan. Overigens erken ik dat we eerder
de raad hadden kunnen inschakelen, dat de informa
tieverstrekking beter had kunnen zijn en dat er
ook betere inspraakmogelijkheden hadden kunnen
worden geboden, want dat is altijd het geval, maar
naar mijn oordeel hebben we binnen het proces en
in de situatie waarin we ons bevonden op een ver
antwoorde wijze gehandeld.
Van de kant van het C.D.A. is er bij het col
lege op aangedrongen bij het nemen van de verdere
stappen met de uiterste zorgvuldigheid te werk te
gaan, zowel bij het wegen van de bezwaren op het
terrein van de ruimtelijke ordening als bij het
laten doorwerken daarvan in de inrichtingsschetsen.
Ik kan toezeggen dat wij inderdaad aan de inrich
ting extra zorg zullen geven; men heeft ook kunnen
zien dat wij de inrichting op een aantal punten
hebben gewijzigd naar aanleiding van ingebrachte
bezwaren.
Ik kan eveneens positief reageren op het ver
zoek van de heer De Zwart om de verdere procesgang
op een ordentelijke manier te doen plaatsvinden.
Wij zullen daarvoor ook de nodige tijd dienen te