30 SEPTEMBER 1982 1399 college danwel bij de raad dient te liggen. Dat is nu echter niet aan de orde. Onze kritiek was voor namelijk gericht op het eerste en tweede echelon van de inspraak: a. er was nauwelijks sprake van tijdige informatieverstrekking aan alle partijen, b. er was geen inspraak in de vorm van meepraten mogelijk. De wethouder is voorts ingegaan op ons indrin gend verzoek om zo veel mogelijk tegemoet te komen aan hetgeen aan bezwaren is geuit, dit dan met na me in het kader van de uitvoering en de aanleg als zodanig. Het verheugt ons overigens hadden wij ook niets anders verwachtdat dit inderdaad zal gebeuren De wethouder is het met ons eens dat er een ordentelijke procesgang bij de verdere afwikkeling zal moeten worden gevolgd. Zeker gelet op de ge sprekken die we in de commissie hebben gevoerd zal de wethouder begrijpen wat wij onder een ordente lijke procesgang verstaan, maar ik wil nog eens duidelijk uitspreken dat wij hiermee bedoelen dat de rechten van mensen niet mogen worden beschouwd als een blok aan het been. Ook de rechtmatigheid van de bezwaren van de reclamanten in het kader van de wet op de Ruimtelijke Ordening mag door het college niet als zodanig worden beschouwd. Ik wil vervolgens reageren op hetgeen de wet houder heeft opgemerkt over de aspecten acceptatie en integratie. Wij zijn er erg blij om van de wet houder te horen dat hij op dat punt slechts een zeer geringe rol voor de gemeente ziet weggelegd, waarbij hij naar de kerk en andere instanties ver wees. Uiteraard geeft het ons veel vreugde dat de wethouder in dezen duidelijk kijkt naar het parti culier initiatief. Ik wil voorts ingaan op de amendementen van de V.V.D., die tot strekking hebben het gegrond verklaren van de bezwaren die tegen twee bestem mingsplanwijzigingen zijn ingediend. Ik moet u mee delen dat wij deze amendementen niet zullen steu nen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 1399