1402
30 SEPTEMBER 1982
worden benaderd. Het betekent voor mij een grote
desillusie om, na mij acht jaar met het ruimtelij-
ke-ordeningsbeleid te hebben beziggehouden, te
moeten ervaren dat de bezwaarschriften op deze wij
ze worden afgedaan. Zoals de heer De Zwart al zei
dient op een aantal punten met de bezwaarschriften
rekening te worden gehouden, maar wij vinden dat
de raad dan ook ten aanzien daarvan zijn gezicht
moet laten zien, reden waarom wij onze amendemen
ten hebben ingediend.
Gelukkig heeft de wethouder toegegeven dat er
bij de procedure iets fout is gegaan. Met betrek
king tot de bestemmingsplannen voor de Haagse Beem
den is jarenlang goede voorlichting gegeven, waar
bij alle mogelijke informatie werd gegeven en de
commissies moesten worden bijgepraat. In dezen
zijn evenwel behoudens in de commissievergadering
van de vorige week de commissie ruimtelijke orde
ning en de huidige commissie vronen niet bij de
gang van zaken betrokken. Ook dit beschouw ik als
een klap in het gezicht en daarmee bedoel ik niet
te zeggen dat u de verantwoordelijkheid bij de
raad had moeten leggen en dat de raad de vinger
aan de pols had moeten houden ten aanzien van de
procedure in de richting van de STAR en de in
spraak. Naar ons oordeel dient bij dit soort fun
damentele kwesties vooraf te worden gepeild wat
haalbaar is, want anders kan achteraf blijken dat
alle inspanningen, ook van degenen die bezwaar
schriften hebben ingediend, voor niets zijn ge
weest. De nu gevolgde procedure vindt haar oorzaak
in het feit dat u van te voren hebt gesteld dat
hetgeen u voor ogen stond moest en zou gebeuren,
waarbij u niet te veel trammelant wenste. Ik heb
dat namelijk geproefd uit de uiteenzetting van de
wethouder omtrent de wijze waarop hij met inspraak
wenst om te gaan, die voor mij bepaald een openba
ring was. Ik zag dat ook de heer Crul zeer aan
dachtig naar de heer Welschen luisterde, want wat
hij zei was natuurlijk wel in schril contrast met
al hetgeen de afgelopen acht jaar naar voren is