5 OKTOBER 1982 1434 Het is plezierig te kunnen constateren dat de nota bij iedereen een warm onthaal heeft gevonden. In het verleden zijn tot de opstelling hiervan al aanzetten gegeven, waarop de heer Dammer wees, maar daarbij moet niet alleen aan de motie van de heer Oomen en het aanbieden van de vergeet-me- nietjes worden gedacht, want los daarvan vond in raad en college een gedachtenvorming plaats omtrent de vraag welke mogelijkheden de gemeente zelf heeft om zelf een actief monumentenbeleid te voe ren, naast het beleid dat de rijksoverheid ten aanzien van de op de monumentenlijst geplaatste monumenten voert. In de nota kan men lezen dat er verschillende dingen kunnen worden gedaan, in welk verband ik in de eerste plaats op de meerjarenplanning wijs. Er is gevraagd hoe wij die denken te kunnen uitvoeren, ook in financiële zin. Ik kan meedelen dat de meerjarenplanning ten aanzien van de beeldbepalen de elementen, behorend tot het beschermd stadsge zicht, al in de steigers is gezet. Zodra deze nota is goedgekeurd kunnen wij met V.R.O. en C.R.M. in overleg treden teneinde voor de aanpak van een aantal panden mogelijkheden te verkrijgen. Hierbij hebben wij ook onze monumentenlijst en onze monu mentenverordening nodig en ik doel dan op onze eigen monumentenlijst. Ten aanzien van de daarop voorkomende panden willen wij de eigenaren de ver plichting opleggen dat zij iets dienen te onderne men, in relatie waarmee een subsidieverordening van kracht zal zijn. Beide zullen zo spoedig moge lijk in de raad aan de orde worden gesteld, opdat met behulp daarvan de panden waarvoor wij dat noodzakelijk achten zo goed mogelijk in stand zul len kunnen worden gehouden. De heer Gielen merkte op dat de nota nog geen planmatige opzet aangeeft, maar zodra wij met de meerjarenplanning in de richting van de raad gaan zal men die tevens kunnen aantreffen. Voor wat betreft het punt van de financiële haalbaarheid moet worden gesteld dat de gemeente

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 1434