144
26 JANUARI 1982
gestelde vragen al in de commissievergadering be
antwoord en eigenlijk vind ik nonsens dat die nu
opnieuw in de raadsvergadering naar voren worden
gebracht.
Met de hoofduitgangspunten van het beleid ten
aanzien van de woonruimteverdelingssystematiek
kunnen wij het eens zijn. Graag wachten wij af wat
een jaar lang werken met dat systeem zal opleveren.
Dit systeem zal in kaart worden gebracht en wij
zullen een duidelijk beeld krijgen van de wijze
waarop het werkt en van de feilen die er eventueel
aan kleven. Op basis daarvan zullen wij over een
jaar verantwoord een beslissing kunnen nemen.
Daar wij de tekst van de motie van D'66 al
hebben ontvangen, wil ik daarop meteen reageren,
al moet ik nog wel even met mijn fractie overleg
gen over de vraag of wij de motie al of niet zul
len kunnen ondersteunen. Ik wil op dit moment over
de inhoud van de motie een vraag stellen. Ik lees
daarin dat het college wordt verzocht: "De bestaan
de regeling met de woningbouwverenigingen van de
50% verdeling van hun woonruimte voor het overige
volgens de afspraak uit 1971 met deze woningbouw
verenigingen te continueren", terwijl verderop het
college wordt verzocht te bereiken dat een zo breed
mogelijk samengesteld samenwerkingsverband ont
staat, waarbij de woonruimteverdeling in Breda
volgens de nota "Urgentie weergevend puntensysteem"
kan plaatsvinden. U zult begrijpen dat wij het
eerste verzoek, dat eigenlijk terug naar af bete
kent, falikant afwijzen, en voorts is volgens ons
het tweede verzoek in tegenspraak met het eerste.
Ik zal graag van D'66 horen hoe het een met het
ander in overeenstemming kan worden gebracht.
De heer DEK: Er zijn toch meer mensen die met
woningen te maken hebben dan degenen die met wo
ningbouwverenigingen van doen hebben?
De heer OOMEN: Zoals u weet is onze partij
van oordeel dat de verdeling van alle huizen, zowel