5 OKTOBER 1982
1480
worden toegepast en wij zien dan ook niet in dat
er bezwaar tegen kan zijn dit meteen in de veror-
dening op te nemen. Het spijt ons dat wij zo laat
zijn met onze inbreng en dat wij de wethouder niet
eerder te pakken hebben kunnen krijgen, maar het
lijkt ons toch goed als college en raad hiermee
instemmen, zodat dit in de verordening wordt opge
nomen. De capaciteit voor het Boddardcentrum wordt
landelijk vastgesteld, de door Breda gesubsidieer
de capaciteit van het Boddardcentrum wordt door de
gemeente bepaald en dat willen wij graag in de
verordening opnemen. Het tweede punt heeft betrek
king op het aantal kinderen dat het dagcentrum
voor schoolgaande jeugd bezoekt. Wanneer het aan
tal kinderen van buiten Breda dat het Boddardcen
trum bezoekt groter is dan 10% van het totaal ver
zoeken wij u in overleg te treden met de gemeenten
waaruit die kinderen afkomstig zijn in verband met
de bekostiging.
De heer DE BRUIJN: Onze opmerkingen bij dit
voorstel gaan in dezelfde richting als de opmer
kingen van de heer De Werd. Het is prettig dat er
een verordening komt die veel overeenkomsten ver
toont met de verordeningen die binnen de RBR-rege-
lingen vallen. Wij zijn overigens van oordeel dat
de verordeningen goed moeten worden afgestemd op
de instellingen die ermee moeten werken en daar
komt met name een probleem op bij de instellingen
voor kinderopvang bij het Boddardcentrum. Wij vin
den het jammer dat binnen het voorliggende voorstel
geen gewag is gemaakt van de kritische opmerkingen
die van de zijde van deze participant in het voor
overleg naar voren zijn gekomen. Voor dë volledig
heid zou dat beter zijn geweest. De resultaten van
het vooroverleg zijn zo goed mogelijk meegenomen,
maar toch stuiten wij op een groot probleem in ar
tikel 12 lid 6 in verband met de 10%-norm voor kin
deren van buiten Breda. Het Boddardcentrum heeft
een regionale functie, die ook door het ministerie
van CRM is gesanctioneerd en het lijkt ons dan ook