1483
5 OKTOBER 1982
voorbehouden. Daar heb ik gezegd dat artikel 12
voldoende ruimte biedt om tegemoet te komen aan
het regionale karakter van het Boddardcentrum en
dat het college bereid is in alle redelijkheid op
verzoeken van het Boddardcentrum ten aanzien van
het regionale karakter in te gaan. Het gaat ons
college evenwel te ver om vooruitlopend op een
landelijke discussie, die nu nog gaande is en
waarin nog geen overeenstemming is bereikt over de
regionalisatie, in Breda een uitspraak te doen en
deze in een verordening vast te leggen. Daarom
ontraadt ons college het amendement.
Mijn antwoord aan de heer De Bruijn gaat in
dezelfde richting als mijn antwoord aan de heer De
Werd. Het is natuurlijk dwaas artikel 12, lid 6 in
de verordening op te nemen en meteen te verklaren
dat wij op elk verzoek "ja" zeggen.
De heer DE BRUIJN: U mag dat ook schrappen!
Wethouder RöMKENS: Het staat er niet voor
niets, want deze bepaling is naar aanleiding van
het vooroverleg expliciet toegevoegd.
De heer DE BRUIJN: Uit de verslagen van het
vooroverleg blijkt duidelijk dat het Boddardcen
trum hier sterk de nadruk op heeft gelegd en dat
het onmogelijk is deze bepaling te volgen, gelet
op de regionale functie. Het woord "onmogelijk"
staat overigens niet in de notulen, dat is dus
mijn interpretatie. Het Boddardcentrum kan niet
anders doen dan deze kinderen opnemen, gelet op de
landelijke richtlijnen en daardoor komt artikel 12
niet voldoende aan de wensen van het centrum tege
moet.
Wethouder RöMKENS: Ik heb hier het verslag
van het vooroverleg en ik behoef dan ook niet uit
het hoofd te citeren of dingen weer te geven die
niet zijn gezegd. Er staat duidelijk dat voor het
Boddardcentrum lid 5 problemen geeft in verband