1503 5 OKTOBER 1982 Op de vraag, of de Stichting Para in staat is zelf gelden op te brengen, moet ik antwoorden: op dit moment niet. Het college heeft geëist en gevraagd, kwaliteit in de benedenruimte te bren gen. Men zou in ieder geval niet voor één groep moeten gaan werken, maar aansluiting moeten zoeken bij de activiteiten die in de overige ruimten van het gebouw plaatsvinden. Zoals men weet worden bo ven ruimten verhuurd in het kader van de e.a.j.- projecten, daarnaast wordt een ruimte verhuurd ten behoeve van het schoolverlatersproject en boven dien vindt de K.W.J. in het gebouw onderdak. Wij menen dat men bij al die activiteiten een zekere aansluiting zou kunnen vinden. Men heeft zich wel afgevraagd of de benedenruimte voor B.R.O. of C.O.C. zou kunnen dienen, maar het college meende dat het, mede gezien de uitspraken die de raad twee jaar geleden heeft gedaan, niet op zijn weg lag een dergelijke oplossing te bevorderen. Wat het college zich bij de evaluatie voor stelt, vindt men op pagina 6. De evaluatie zal niet alleen inzicht dienen te geven in de vormen de activiteiten en het karakter van het cafége- bruik, zij zal ook een beeld moeten geven van de financiële mogelijkheden die er ten aanzien van de Stichting Para zijn. Natuurlijk komen wij met de evaluatieresultaten naar de raad, zodat we ge zamenlijk kunnen bekijken waar we mee bezig zijn. We moeten ons gezond verstand erbij houden en het zal voor de Stichting niet mogelijk zijn naast de huur ook nog de kosten van een dienstverband met een beheerder voor haar rekening te nemen: er zou dan ongeveer 100.000,moeten worden opgebracht. Aan de andere kant kan men niet eisen dat wij zo maar zeggen: "Kruip er maar in, het kost je niets en kijk maar wat je ervan maakt!" Wij hebben een zekere verantwoordelijkheid, zowel ten opzichte van de huurders boven als met het oog op het door ons zelf uitgestippelde beleid. De heer De Waal is ingegaan op de begeleiding van de medewerkers. Mij was bekend dat het niet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 1503