4 NOVEMBER 1982
1538
dat de heer Martens bekend is met het feit dat wij
naar voren hebben gebracht dat die evenredige ver
tegenwoordiging het algemene streven van de raad
is. Het is echter aan de betrokken groeperingen
een voordracht te doen. Wij laten als college niet
na bij allerlei kwesties voortdurend het gevoelen
van deze raad tot uitdrukking te brengen.
De heer MARTENS: Het moet natuurlijk niet zo
zijn dat het college alleen maar gevoelens door
geeft, maar er zal regelmatig intensief overleg
moeten worden gepleegd met als doel de tot nu toe
gevolgde lijn van voordragen te doorbreken.
De VOORZITTER: Mijns inziens kunnen wij de
discussie over punt 7 hiermee afsluiten en ik stel
u dan ook voor tot benoeming van de leden en
plaatsvervangende leden van de adviesraad inzake
werkgelegenheid over te gaan. Ik acht mij ontsla
gen van de plicht alles voor te lezen, aangezien
het heel duidelijk in het voorstel staat, en meen
dan ook dat u het op bladzijde 3 vermelde besluit,
inclusief het bedanken van de heer Rijnbouj/ als
lid van de commissie namens de F.N.V.zult kunnen
nemen. Wij zeggen de heer Rijnbouw dank voor zijn
werkzaamheden.
Bij acclamatie worden vervolgens benoemd:
de heren J.C. Versteeg, A.W. van Loon en A.
Arbon als lid en de heren L. Bartels, J.W.M.
Roodenburg en C.J. Wolters als plaatsvervan
gend lid namens het B.I.C., de heer A. Kooy-
man ais lid en de heer P.W.G. Nobelen als
plaatsvervangend lid namens de commissie
M.G.B., de heer C. Stolk als lid en de heer
W.J.G. Romijn als plaatsvervangend lid namens
het C.N.V.de heren M. Jongeneel en J. Mar
tens als lid en de heer J. Jacobs en mevrouw
L. van Dongen als plaatsvervangend lid namens
de F.N.V.de heer L. Blokzijl als lid en de
heer H.W. van Opstal als plaatsvervangend lid