1545 4 NOVEMBER 1982 aan de wethouder gesteld destijds fungeerde de heer Van Banning als zodanig en toen ik hem vroeg hoe het met het overleg was gesteld, heeft hij mij geantwoord dat hij meende mij al namens de heer Sandberg te kunnen zeggen dat het door de heer Schuring gewenste contact met de protestants- christelijke schoolbesturen zou plaatsvinden. Ik heb vervolgens nog enige vragen gesteld en opge merkt dat de heer Van Banning een toezegging had gedaan, maar dat het er allemaal wat zuinigjes uitkwam. De voorzitter heeft toen opgemerkt dat dit een wethouder van Financiën sierde. Ik heb voorts gevraagd of de wethouder ook bereid was mij zonder meer toe te zeggen dat mijn gedachtengang let wel: mijn gedachtengang in het te voeren gesprek zou worden ingebracht en of hij daarbij rekening zou houden met de belangen van de Marnix- school. De wethouder heeft in antwoord daarop heel duidelijk gezegd: "Op de vragen van de heer Schu ring kan ik instemmend ingaan. Ik kan de toezeg ging doen waarom hij vroeg." Wat dat betreft is de zaak volstrekt duidelijk. Er zijn toezeggingen gedaan, zodat wij daarop mogen terugvallen. In de laatste commissievergadering waarin de ze kwestie werd behandeld, heeft de heer Sandberg gewag gemaakt van een andere complicatie en ge zegd dat wij met een nieuwe situatie ten aanzien van het cijfermateriaal te maken hebben. Hij heeft gezegd ik citeer "Dat dwingt ons te gaan nadenken wat wij nu gaan doen." Welnu, dan is de conclusie die ik namens de C.D.A.-fractie trek de volgende: wij kunnen ten principale met het voor stel akkoord gaan. Ik zou echter wel willen ver zoeken of het college tesamen en intens volgens de toezegging met betrokkenen wil overleggen. Ik wil graag een motie indienen die om dat intense overleg vraagt. De VOORZITTER: De motie is naar ik aanneem nog niet gedistribueerd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 1545