1592 18 NOVEMBER 1982 Wethouder VAN DUN: In tweede instantie is niet veel te zeggen. Ik ben de heer Crul dankbaar overigens niet uit een oogpunt van politiek prestige voor het intrekken van de motie, op basis van een discussie die naar mijn mening zin vol was en waarin we elkaar hebben geprobeerd te zeggen hoe we, met behoud van politieke standpun ten, over de problematiek denken, onder erkenning dat zij bespreekbaar moet worden. Op die manier is er duidelijkheid ontstaan. Ik denk dat ik met de heer De Waal de komende vier jaar precies hetzelfde ga meemaken als ik de afgelopen vier jaar met de heer Garritsen heb be leefd. Je kunt natuurlijk lekker praten, maar je praat op deze manier volstrekt langs elkaar heen. De opmerkingen van de heer De Waal bevatten onder meer verdachtmakingen in de richting van anderen dan degenen die hier aanwezig zijn. Ik vind het verhaal over de Grontmij volstrekt zinloos, want het is natuurlijk ontzettend gratuit. Als de heer De Waal mij naar een verklaring van de 10,5%-ver- hoging zou hebben gevraagd, zou ik hebben geant woord dat we hier nu juist te maken hebben met de milieu-eisen waarover we in de commissie hebben gepraat. Vervolgens komt dan aan de orde, of een en ander inzichtelijk is voor de gemeente. Dit is inderdaad het geval: onze eigen directeur van het vervoerbedrijf heeft in de boeken mogen meekijken en heeft mee mogen berekenen of de verhouding tus sen kosten en te treffen maatregelen redelijk was. Men moet hier dan niet gaan ophoesten dat de Grontmij de lachende derde zou zijn. Daarmee po neert men een onbewezen stelling, waarmee men de raad in zijn uiterlijke verschijningsvorm geen goed doet. Ook is gezegd dat ik zou hebben gesuggereerd dat je niet weldenkend bent als je deze motie handhaaft. Hiermee worden woorden uit mijn eerste betoog uit hun verband gelicht. Ik ben er nog al tijd dankbaar voor dat in deze raad op zijn minst enige fracties aanwezig zijn die bereid en in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 1592